-
1 Feld
〈o.; Feld(e)s, Felder〉♦voorbeelden:ein weites Feld liegt noch vor jemandem • een ruim veld van mogelijkheden ligt nog vóór iemandein weites Feld sein • een ingewikkelde zaak zijnein Feld bebauen, bestellen • een veld bebouwen, bewerkendas Feld anführen • het veld, de groep aanvoerendas Feld behaupten • zijn positie handhavendas Feld beherrschen • toonaangevend zijnjemandem das Feld räumen, überlassen • voor iemand het veld ruimenjemandem das Feld streitig machen • iemand concurrentie aandoenauf freiem, offenem Felde • in het vrije, open veldim Feld bleiben • vallen, sneuvelen〈 formeel〉 etwas (gegen jemanden, etwas) ins Feld führen • iets (tegen iemand, iets) aanvoeren〈 formeel〉 für, gegen jemanden, etwas zu Felde ziehen • voor iemand, iets strijden -
2 räumen
räumen1 ruimen, op-, wegruimen2 (ont)ruimen, leegmaken, -halen3 ruimen, (moeten) verlaten♦voorbeelden:den Saal räumen lassen • de zaal laten ontruimen -
3 jemandem das Feld räumen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem das Feld räumen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский